vrijdag 6 februari 2009

Postimpressionisme


Chinuuze stuute


Een vrouwelijke collega kwam gisterochtend al huilend het bureel binnen. "Hij zal ervoor boeten !" zei ze herhaaldelijk, kwaad en verdrietig. Meelevend als ik ben vroeg ik haar wat er gebeurd was, terwijl ik haar een reeds gebruikt papieren zakdoekje aanreikte. Ze vertelde me dat ze haar vriend betrapt had met een andere vrouw, een Chinese nota bene. Ik zei haar dat hij het zeker gedaan had voor haar mooie spleet-ogen. Men moet altijd voorzichtig zijn met dergelijke uitlatingen, die soms in een verkeerd keelgat kunnen schieten. Ik wil nooit choqueren, maar ik wist natuurlijk met wie ik te doen had. Ze schrok eerst. Het is natuurlijk nooit leuk als je lief je bedriegt, maar mijn devies always look on the bright side of life overwon na enige tijd haar boosheid en verdriet en ze lachte weer.
Zo zie je maar hoe de juiste woorden van medeleven verdriet kunnen doen omslaan in vreugde. Intussen lag haar vriend waarschijnlijk te zingen van always look on the yellow side of life. Als 't maar blinkt...

dinsdag 27 januari 2009

Eau de vie


Acryl op doek, 75 x 80 cm.

zondag 25 januari 2009

                                                                          
Een nieuwe vriend














Lidingö, Stockholm. 25 augustus 2006.

Ik maak een wandeling langs een rustige baai. Schilderachtige bootjes dobberen op het stille zilte water, verscholen tussen het hoge riet. Ik rust even uit aan de oever om het panoramisch zicht te bewonderen. In een mum van tijd komen uit alle richtingen eenden aangegleden om mij te begroeten. Voor alle duidelijkheid : begroeten staat in eendentaal voor bedelen om brood. Sorry, jongens, ik heb geen brood bij me. Ze begrijpen natuurlijk geen Nederlands. De hele meute neemt plaats op een strandje en begint synchroon aan een grondige toiletbeurt. Zoveel sociale eensgezindheid ontroert me. Op twee dissidenten na. Die nemen niet deel aan het ritueel en hebben blijkbaar andere plannen.
Roerloos zitten ze naast elkaar, de zwemvliezen netjes ingepakt in hun donzig pluimage. Ze staren mij aan, haast met een menselijke blik, en volgen nauwgezet elke beweging die ik maak. Ik heb jullie door hoor, rakkers ! Jullie denken dat ik jullie eerst zal bedienen, maar ik zei het al, ik heb geen eten bij me. Ik lees vrede in de kleine zwarte blinkende oogjes van die kwajongens, of moet ik zeggen kwaakjongens.
Enkele ogenblikken later geeft een van hen het op en verlaat de scène. De ander schuift intussen wat dichterbij en blijft geduldig wachten op een kruimeltje. Ach, had ik nu toch maar wat knäckebröd meegenomen. Niets aan te doen...
Ik heb een ornitologische ontdekking gedaan : een Zweedse eend doet kweuk in plaats van kwaak. Ik weet het, het is een cliché maar 'k moet er toch mee lachen.

Ik zet mijn promenade verder langsheen het pad aan de waterkant. Op de hellingen pronken gezellige houten huizen, in typische Zweedse bouwstijl opgetrokken en gekleurd in warme aardtinten. Moest ik hier een schilderij maken, dan zou pure gebrande sienna zeker niet ontbreken op mijn palet...
De natuur verwent me met grote berkebomen, pijnbomen, meidoornen en eeuwenoude eiken. God, wat is het zalig vertoeven in jouw tuinen van het Noorden. Tussen de met mossen en varens begroeide rotsblokken schieten hier en daar enorme donkere paddestoelen uit de grond. Er hangt een zweem van mysterie over dit landschap. Nu is de lucht helder maar wat moet het niet zijn als er mist hangt. Geen wonder dat hier de legenden ontstonden over trollen, kabouters en elfen. Zou ik ook eens van die paddestoelen proeven en de legenden aan den lijve ondervinden ?

De bejaarde eiken regeren over het eiland. Ik voel me aangetrokken door een imposante vorst, die zeker al een paar honderd jaar met pensioen is. Stel je voor wat een geschiedenis zo'n reuzen dragen. Ondanks zijn gezegende leeftijd heeft hij nog niets ingeboet van zijn adellijke en gezagdragende uitstraling. Zijn taille heeft een meterslange omtrek. Zijn ontelbare armen zijn zelf uitgegroied tot dikke bomen. Aan de hoge uiteinden tekenen zijn zwarte kronkelende vingers zich grillig af tegen het witte wolkendek. Ik begroet hem met eerbied en ontzag. Daarop nodigt hij me uit zijn doorleefde lijf aan te raken met beide handen. Wat een goddelijk gevoel. Ik leg mijn hoofd tegen zijn betonharde buik en luister naar zijn traag kloppend hart. Hij zegt me dat ik een wens mag doen. Ik aanvaard zijn koninklijke geste en doe mijn wens. Er volgt een stilte. Een lange tijdloze stilte. Neen, jou mag niets overkomen. Ik neem plaats op het bankje dat onder de boom staat, neem potlood en papier en schrijf dit stukje neer.

Zware donderwolken schuiven langzaam over de baai. Het is tijd om te gaan. Ik dank zijne majesteit en neem plechtig afscheid. Op mijn terugweg kijk ik nog even om. Er bloeit blijdschap in mijn hart, want ik heb een nieuwe vriend.

woensdag 14 januari 2009

zaterdag 10 januari 2009

Dada (a slip side story, based on Masjenka's A West Side Story)
 
Marcel Duchamp 'Fountain' (1917)
 
Ik had met mijn neef Paul al een paar Bud's gedronken die middag in de bar van ons hotel in de 46ste straat, Manhattan, New York. Kunst interesseert hem niet en dus ben ik nadien alleen op stap gegaan om twee musea te bezoeken.
In het MOMA bij de conceptuelen moest ik dringend plassen (Budweiser gelijkt op water). Ik twijfelde of ik nog tijdig het toilet zou halen. Toevallig stond ik net op dat moment voor het urinoir van Marcel Duchamp (*). Ik keek eens rond en zag niemand. Oef ! Dank zij het dadaïsme kon ik me ter plekke laten gaan.
Na the final drop en terwijl ik nog met mijn gezicht naar de muur stond, tikte er iemand op mijn schouder. Ik keek om. Twee zwarte bewakers, groot als basketbalspelers, hadden me op heterdaad betrapt en maanden me aan hen te volgen. Ze brachten me naar de conservator. Onderweg naar zijn bureel trachtte ik, om mijn plasdaad te verantwoorden, die stoere binken de betekenis en het belang van de kunst van Duchamp bij te brengen. Om in de smaak te vallen hanteerde ik de Woody Allen-stijl. Maar zij hadden er geen oor naar. Ondertussen had een van hen met zijn walkie talkie de conservator op de hoogte gebracht van wat er gebeurd was. Ik voelde aan mijn darmen dat het niet goed zou aflopen, behalve de inhoud van mijn darmen zelf.
Toen de bewakers aanbelden en de deur openden, zag ik een klein kaalhoofdig ventje achter een enorm groot bureau in een stoel zitten, waarvan de rugleuning meer dan een halve meter boven zijn kop uitstak. In een reflex schakelde ik over naar de meer imponerende Groucho Marx-stijl. In drie wijde passen stond ik aan zijn bureau, schudde zonder aarzelen zijn hand en stelde me met mijn breedste glimlach en een knipoog voor als een gepassioneerd kunsthistoricus uit Parijs, gespecialiseerd in het dadaïsme. Tijdens mijn presentatie zette ik me met één bil neer op zijn bureau, bood hem een sigaar aan uit het kistje dat op zijn bureau stond en stak er voor mezelf ook een op. Geïnspireerd door een hevige kramp in mijn darmen, peilde ik naar zijn kennis en vroeg hem met op en neergaande wenkbrauwen of hij de WC-pot van Duchamp kende uit zijn bruine periode. Terwijl ik zijn gezicht van kleur zag veranderen, zoog ik aan mijn sigaar en inhaleerde de rook tot in mijn tenen. De conservator was kalm gebleven tijdens mijn betoog, maar kookte nu van woede en sprong recht als gecatapulteerd uit de schietstoel van een F 16. Nu hij helemaal rechtstond, was de stoel nog altijd groter dan hijzelf. "SHAME ON YOU !" Hij brulde zó hard, dat de replica van 'De Schreeuw' van Edvard Munch achter hem van de muur viel. Ik verslikte me in de rook van mijn sigaar. Ik was er niet in geslaagd hem te overtuigen als kunstkenner, maar wel als kunstketter. Hij trok de sigaar bruusk uit mijn mond, legde me een levenslang toegangsverbod tot zijn museum op en liet me meteen aan de deur zetten. "My performance is a fundamental ingredient of the concept, buddy !" probeerde ik nog in Onslow-motion, terwijl zijn twee reuzen me onder de oksels optilden en naar buiten voerden.
Even later stond ik op straat, voor het leven verbannen uit de kunsttempel van The Big Apple. Ik keek nog even naar boven naar het raam van het bureel waar het vonnis werd geveld en zag zijn blinkende schedel een beetje boven de vensterbank uitsteken. Hij begluurde me. Om te tonen dat ik hem gezien had, stak ik nog een sigaar op dat ik heimelijk gejat had, wuifde naar hem en articuleerde 'da-da' , in my own style. De schedel verscheen nu in zijn totaliteit en het ventje eronder schoof met een ruk het gordijn dicht.
De conservator van het MOMA begreep niets van conceptuele kunst, had geen gevoel voor humor en kon ook niet liplezen, was mijn conclusie. En gezwind liep ik naar het Guggenheim.

(*) De readymade Fountain (urinoir) van de Franse dadaïstische kunstenaar Marcel Duchamp (1887-1968) bevindt zich in het Museum of Art van Philadelphia)