zondag 25 januari 2009

                                                                          
Een nieuwe vriend














Lidingö, Stockholm. 25 augustus 2006.

Ik maak een wandeling langs een rustige baai. Schilderachtige bootjes dobberen op het stille zilte water, verscholen tussen het hoge riet. Ik rust even uit aan de oever om het panoramisch zicht te bewonderen. In een mum van tijd komen uit alle richtingen eenden aangegleden om mij te begroeten. Voor alle duidelijkheid : begroeten staat in eendentaal voor bedelen om brood. Sorry, jongens, ik heb geen brood bij me. Ze begrijpen natuurlijk geen Nederlands. De hele meute neemt plaats op een strandje en begint synchroon aan een grondige toiletbeurt. Zoveel sociale eensgezindheid ontroert me. Op twee dissidenten na. Die nemen niet deel aan het ritueel en hebben blijkbaar andere plannen.
Roerloos zitten ze naast elkaar, de zwemvliezen netjes ingepakt in hun donzig pluimage. Ze staren mij aan, haast met een menselijke blik, en volgen nauwgezet elke beweging die ik maak. Ik heb jullie door hoor, rakkers ! Jullie denken dat ik jullie eerst zal bedienen, maar ik zei het al, ik heb geen eten bij me. Ik lees vrede in de kleine zwarte blinkende oogjes van die kwajongens, of moet ik zeggen kwaakjongens.
Enkele ogenblikken later geeft een van hen het op en verlaat de scène. De ander schuift intussen wat dichterbij en blijft geduldig wachten op een kruimeltje. Ach, had ik nu toch maar wat knäckebröd meegenomen. Niets aan te doen...
Ik heb een ornitologische ontdekking gedaan : een Zweedse eend doet kweuk in plaats van kwaak. Ik weet het, het is een cliché maar 'k moet er toch mee lachen.

Ik zet mijn promenade verder langsheen het pad aan de waterkant. Op de hellingen pronken gezellige houten huizen, in typische Zweedse bouwstijl opgetrokken en gekleurd in warme aardtinten. Moest ik hier een schilderij maken, dan zou pure gebrande sienna zeker niet ontbreken op mijn palet...
De natuur verwent me met grote berkebomen, pijnbomen, meidoornen en eeuwenoude eiken. God, wat is het zalig vertoeven in jouw tuinen van het Noorden. Tussen de met mossen en varens begroeide rotsblokken schieten hier en daar enorme donkere paddestoelen uit de grond. Er hangt een zweem van mysterie over dit landschap. Nu is de lucht helder maar wat moet het niet zijn als er mist hangt. Geen wonder dat hier de legenden ontstonden over trollen, kabouters en elfen. Zou ik ook eens van die paddestoelen proeven en de legenden aan den lijve ondervinden ?

De bejaarde eiken regeren over het eiland. Ik voel me aangetrokken door een imposante vorst, die zeker al een paar honderd jaar met pensioen is. Stel je voor wat een geschiedenis zo'n reuzen dragen. Ondanks zijn gezegende leeftijd heeft hij nog niets ingeboet van zijn adellijke en gezagdragende uitstraling. Zijn taille heeft een meterslange omtrek. Zijn ontelbare armen zijn zelf uitgegroied tot dikke bomen. Aan de hoge uiteinden tekenen zijn zwarte kronkelende vingers zich grillig af tegen het witte wolkendek. Ik begroet hem met eerbied en ontzag. Daarop nodigt hij me uit zijn doorleefde lijf aan te raken met beide handen. Wat een goddelijk gevoel. Ik leg mijn hoofd tegen zijn betonharde buik en luister naar zijn traag kloppend hart. Hij zegt me dat ik een wens mag doen. Ik aanvaard zijn koninklijke geste en doe mijn wens. Er volgt een stilte. Een lange tijdloze stilte. Neen, jou mag niets overkomen. Ik neem plaats op het bankje dat onder de boom staat, neem potlood en papier en schrijf dit stukje neer.

Zware donderwolken schuiven langzaam over de baai. Het is tijd om te gaan. Ik dank zijne majesteit en neem plechtig afscheid. Op mijn terugweg kijk ik nog even om. Er bloeit blijdschap in mijn hart, want ik heb een nieuwe vriend.

3 opmerkingen: